HVO
HVO
HET MODERNE BILDUNGSIDEAAL VAN HET HVO
De mens is niet van nature goed of slecht, en onze samenleving gaat niet vanzelf de goede of verkeerde kant op. De kwaliteit van het menselijk leven hangt af van hoe we samen die kwaliteit invullen. Daarom is humanisme ook en vooral een praktijk. Humanisten geloven in verbetering door opvoeding en opleiding, en vooral door vorming ofwel Bildung. Het goede leven is niet vanzelf aan de mens gegeven, hij zal zich ervoor moeten inspannen en Bildung is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Voor humanisten is Bildung – het morele opvoedings- en vormingsproces met het oog op menselijke ontplooiing en menslievendheid – altijd de kern van de zaak geweest.
Volgens het humanistisch mensbeeld is de mens ten dele vrij en niet helemaal gedetermineerd. De mens is evenmin totaal vrij of almachtig, zijn speelruimte wordt altijd mede bepaald door persoonlijke, culturele en maatschappelijke factoren. De mens kan proberen om binnen zijn eigen concrete speelruimte een eigen levenshouding te vormen en op grond daarvan goed gemotiveerde keuzes maken. Aan zo’n eigen keus wordt binnen het humanisme meer waarde gehecht dan aan handelingen die uit noodzaak, dwang of toeval voortkomen. Omdat de mens deze speelruimte heeft, geloven humanisten in de mogelijkheid tot maatschappelijke en individuele, morele verbetering.
De humanistische vorming kent een zeer lange traditie. In de klassieke Oudheid zien we de eerste pogingen in de westerse cultuur van filosofen om via paideia (algemeen menselijke vorming) invulling te geven aan het idee van een goed leven. Socrates deed als eerste filosoof in de geschiedenis een hartstochtelijke oproep tot zelfkennis als noodzakelijke voorwaarde voor een goed leven. Aristoteles schreef met zijn Ethica Nicomachea de eerste systematische moraal van zelfontplooiing. In een karakterethiek beschrijft hij hoe mensen zich gaandeweg kunnen vervolmaken door via het ontwikkelen van goede gewoontes voortreffelijk (deugdzaam) kunnen worden. Epicurus leerde als eerste hoe je kunt genieten en in die zin gelukkig kunt worden. En de stoïcijn Epictetus schreef als eerste een diepgaande beschouwing over hoe je onverstoorbaar, autonoom kunt worden. Klassieke Bildung gaat dus over zelfkennis, deugden, verlangens en aandacht. Erasmus en Montaigne hebben in roemrijke visies op opvoeding het humanisme en het christendom met elkaar willen verzoenen. De grote 18e eeuwse Bildungshumanisten als Von Humboldt, Schiller en Goethe meenden dat het volk door bildung de vaardigheid om in vrijheid samen te kunnen leven zou kunnen verwerven. Een recente vorm van Bildungshumanisme zien we bij Martha Nussbaum, die in haar voorstel voor een algemene propaedeuse nadrukkelijk autonomie en verbondenheid met elkaar verbindt. Peter Bieri schreef recentelijk een concreet Bildungsprogramma waarin hij goed duidelijk maakt dat mensen ten slotte hun praktische wijsheid zullen moeten vormen: hun kennis, morele sensibiliteit, motivatie en goede smaak.
Humanisten vinden niet dat mensen, en de wereld waarin zij samen leven, volmaakt zijn of het kunnen worden. De geschiedenis heeft wel uitgewezen dat mensen er altijd weer in slagen om verstarde regimes, dogmatische waarheden en onrechtvaardige situaties ongedaan te maken. Telkens opnieuw staan er mensen op die zich inzetten om ruimte te maken, de gelegenheden tot vrijheid te vermenigvuldigen en de mogelijkheid aan te grijpen tot morele verbetering. Helaas wijst diezelfde geschiedenis uit dat de hel ook telkens opnieuw losbarst. Een goede, dat wil zeggen een menswaardige samenleving vergt dan ook duurzaam onderhoud. Daarom doet het humanisme op allerlei manieren een appèl op mensen om zichzelf te ontwikkelen, zich weerbaar te maken en elkaar te helpen om zich in woord en daad te ontwikkelen en te verbeteren.