Over de noodzaak van Bildung in het onderwijs

door Joep Dohmen

Het Europese onderwijs wordt al decennia lang gekenmerkt door de nadruk op excellentie en rendement. In onze dynamische en steeds verder globaliserende wereld zouden jongeren eerst en vooral kennis en vaardigheden op het gebied van rekenen en taal, wis – en natuurkunde, economie, technologie en ICT nodig hebben. Gelukkig zwaait de pendel inmiddels weer terug naar de kant van het idealisme. Scholen hebben genoeg van de opdracht om de leerling panklaar af te leveren voor het bedrijfsleven. Alom klinkt de roep om brede vorming, want het onderwijs wil liever jonge mensen vormen die ‘vaardig, aardig en waardig’ in het leven staan. Welke bijdrage kan Bildung daaraan leveren?

Er klinkt een nieuwe melodie door heel onderwijsland. Vanaf primair tot en met universitair onderwijs weerklinkt overal de roep om Bildung en dat is geen toeval. Leerkrachten zijn nu eenmaal per definitie idealisten: ze hebben een groot hart en willen het beste voor hun leerlingen. Natuurlijk is de moderne leraar voldoende realist om te weten dat hij (of zij) zijn vak goed moet uitoefenen en resultaat moet boeken. Maar diep van binnen is elke leraar ervan doordrongen dat zoiets alleen lukt als elke leerling intrinsiek gemotiveerd is en als zijn pupillen zin hebben om met elkaar en van elkaar te leren. Hoe zou dat kunnen lukken? Hier komt Bildung om de hoek kijken.

Waar komt die opwekkende melodie eigenlijk vandaan? Bildung is een concept uit de filosofie. Het heeft lang geduurd maar recentelijk zien we overal samenwerkings­verbanden tussen filosofen en mensen uit de onderwijswereld: pedagogen, leerkrachten en bestuurders. Tot voor kort hadden de meeste filosofen weinig interesse voor praktische aangelegenheden en al helemaal niet voor de concrete onderwijs­praktijk. Omgekeerd waagde de onderwijswereld zich niet in de ivoren toren van de wijsbegeerte: veel te abstract, niet boeiend. Nu de praktische filosofie de afgelopen decennia weer de overhand gekregen heeft, komen beide werelden eindelijk bij elkaar. Of liever: ze vinden elkaar weer terug. In het volgende zal ik laten zien dat onderwijs, vorming en filosofie dezelfde oorsprong hebben. Ik laat in grote lijnen zien wanneer Bildung is ontstaan, en wat het betekent en hoe het in het onderwijs kan worden geactualiseerd. Ten slotte laat ik zien welke rol docenten en schoolleiders daarbij kunnen vervullen.

Modellen voor een goed leven

Het zal niemand kunnen ontgaan dat Bildung een Duitstalig woord is. In Bildung zit het woord Bild, dat verwijst naar het beeld of model op grond waarvan de mens zichzelf ontwikkelt of vormgeeft, zoals een beeldend kunstenaar een beeld maakt op grond van een eigen ontwerp. Sinds de 18e-eeuwse Verlichting, van Kant tot en met Nietzsche, is Bildung het kernbegrip geworden vooral van de Duitse pedagogie. Dit bildungshumanisme verschilt fundamenteel van de traditionele pedagogische vormings­idealen, zowel van die uit de klassieke Oudheid als van de christelijke vormingsleer.

De klassieke Oudheid kende het begrip paideia, als algemene aanduiding van een reeks pedagogische modellen voor een goed leven. Vanaf de vierde eeuw voor Christus ontstonden in Griekenland een aantal filosofische scholen met een eigen vormingsprogramma: de Academie van Plato, het Lyceum van Aristoteles, de Tuin van Epicurus en de Stoa van de stoïcijnen. Andere denkers zoals Socrates of Diogenes de Cynicus hadden ook een vormingsprogramma, maar zij schreven niets op en maakten geen school. Dit is belangrijk: filosofie was oorspronkelijk op de eerste plaats praktische filosofie, vormingsleer. Alle grote klassieke denkers ontwikkel­den een eigen vormingsideaal met een eigen methode. Socrates bepleitte zelfkennis. Plato verdedigde de oriëntatie van de ziel op het Goede. Aristoteles propageerde karaktervorming door middel van deugden zoals prudentie, matigheid, moed en rechtvaardigheid. Epicurus liet zien hoe je geluk en gemoedsrust kunt bereiken door verstandig om te gaan met je verlangens. Diogenes leefde in een ton, want meer heeft een mens niet nodig. De Stoïcijnen stonden voor autonomie: je moet focussen op wat je in je macht ligt en je onthechten van waar je geen macht over hebt. Kenmerkend voor al deze vormingsscholen is dat de maatstaf voor de vormgeving niet in handen van de mens zelf ligt, zij wordt als het ware ´van buitenaf’ door de natuur of door iets bovennatuurlijks aangereikt. De klassieke maat voor een goed leven is transcendent.

Het idee van de vorming naar een transcendente maat geldt ook, zij het op een heel andere manier, voor de christelijke vormingsleer. De mens is volgens de christelijke levensbeschouwing zondig en zwak. ‘Bouw jezelf en je vormt een ruïne’, waar­schuwde de kerkvader Augustinus. Christelijke auteurs zijn altijd en overal op hun hoede voor maakbaarheid en menselijke overmoed. De zwakke mens moet leren om zichzelf te beheersen en aan gewetens­onderzoek doen. Ascese, afstand doen van de eigen wil en overgave aan de priester zijn de voornaamste christelijke vormingstaken. Rond 1300 leerde de mysticus Meester Eckhardt dat mens en God een oorspronkelijke eenheid vormen. De taak van de mens is dan om zich op ontvankelijke wijze te vormen naar het beeld van God: imago Dei ( in het Duits nach dem Bilde Gottes). De Middelhoogduitse woorden in deze context zijn bilidari en bildunga, waarin we de stam van het woord Bildung herkennen. Bildung betekende dus oorspronkelijk ‘vormen naar een voorbeeld’ en in de christelijke pedagogie is dat het beeld van God. Bij Eckhardt was Bildung nog een theocentrisch project en dat is zij nog vele eeuwen daarna gebleven.

Een belangrijke mijlpaal in het denken over Bildung vormt de christelijk-humanistische denker Comenius (1592- 1670). Niet omdat hij dat woord Bildung gebruikt heeft, maar vanwege een belangrijk inzicht dat wij vaak associëren met Bildung: beschaving. De mens moet eruditus worden, aan zijn ruwheid moet net zo lang worden geschaafd totdat hij tenslotte een beschaafd en welgevormd mens is. Comenius ontwikkelde zijn pedagogie onder het motto omnes, omnia, omnino. Omnes: alle mensen moeten beschaafd en gevormd worden; omnia: in alle dingen; omnino: in alle opzichten. Het imago dei van Eckhardt wordt bij Comenius: de mens moet zich vormen naar het beeld van god, doordat alle mensen proberen om zoveel mogelijk van alles te weten. Om deze taak te laten slagen pleitte Comenius voor een algemene schoolplicht voor jongens én meisjes. Dat was ongehoord en volstrekt nieuw in die tijd.

De mens komt centraal

Met de overgang naar de moderniteit wordt deze premoderne opvatting dat de mens geschapen is naar het beeld van God, of dat de mens moet leven in overeenstemming met de natuur, gaandeweg verlaten. De kosmos, de natuur of God staan niet langer model voor de ontwikkeling van de mens. Meer en meer komt de mens zelf centraal te staan. Humanisme betekent dat de mens zelf in een actief kennis­proces orde moet ontdekken in het universum, in de samenleving en ook in zijn eigen leven. Sinds de Verlichting wordt elk mens geacht autonoom zijn eigen vormgeving op zich nemen. Daar komt met de Romantiek nog eens de notie van verschil bij. Ieder mens is uniek en moet op waarachtige, authentieke wijze zijn eigen vorm proberen te vinden. Hier staan we aan de wieg van de moderne vorming: de Bildung. Elk mens is vervolmaakbaar, zij het niet langer naar een transcendente maat, maar door toedoen van zijn eigen rede, gevoel en wil.

Ter illustratie enkele voorbeelden uit ‘de Duitse school’. Kant ontwierp een samenhangend Bildungsprogramma dat neerkomt op deze vier punten. Disciplinering: de ontwikkeling van zelfbeheersing; cultivering: de ontwikkeling van intellectuele vaardigheden; civilisering: de ontwikkeling van sociale vaardigheden en omgangsvormen; moralisering: het ontwikkelen van het geweten. ‘Bildung betekent het actief vormgeven van mijn persoonlijkheid in al zijn hoedanigheden’, zei Goethe. Geïnspireerd door Kant en Goethe ontwikkelde Von Humboldt de eerste Theorie der Bildung (1793), waarin hij de verschillende aspecten van de menselijke persoon wilde integreren. Von Humboldt was een humanist die net als Goethe geloofde in ‘heel de mens’, in de eenheid van lichaam en geest, hart en verstand, cultuur en natuur. Bildung betekende voor hem ‘de autonome ontplooiing van alle natuurlijke talenten van het individu’. Von Humboldt hoopte vurig dat bij een juiste ontwikkeling van de persoon het streven naar eigenbelang en naar het algemeen belang uiteindelijk zouden samenvallen. De meest radicale invulling van Bildung vinden we bij Nietzsche. Hij verafschuwde het slaafse leven van de mens als kuddedier en pleitte voor de ontwikkeling van jonge mensen tot ‘vrije geesten’ die de leiding op zich moesten nemen van een hogere westerse cultuur.  

Over één ding zijn alle Duitse bildungs­denkers het tot op de dag van vandaag – ondanks allerlei onderlinge verschillen – hartgrondig eens: wie niet zichzelf vormt, wordt gevormd. Zonder Bildung, opgevat als (begeleide) zelfvorming door motivatie en oefening, zowel cognitief als empathisch, wordt een mens datgene wat natuur en cultuur van hem maken. Moderne Bildung is dus een emancipatie­beweging, gericht tegen autoritaire vormen van disciplinering, tegen zinloos weten en zinloos handelen en vóór een vrije ontplooiing van de mens tot een autonoom en betrokken persoon.

Je vormt jezelf

Bildung is dus een historisch, liberaal project dat stamt uit de Verlichting. Dat vormingsproject verschilt fundamenteel van alle eerdere vormingsprojecten. Bildung betekent dat je als individu zelf aan de slag moet, het gaat om de welbewuste vorming van je eigen persoon­lijkheid. Onbewuste vorming is geen Bildung maar beïnvloeding, en invloeden bestaan uiteraard in alle soorten en maten. Maar zij is geen Bildung, want dat is nu juist de bewuste omgang met die invloeden. Bildung is nodig voor elk mens omdat hij niet zoals het dier een natuurlijke oriëntatie heeft. Elk mens moet zelf leren leven, dat wil zeggen leren om zich te oriënteren, zich te verhouden tot invloeden, tot anderen en tot zichzelf. In zijn bildungsessay geeft de Duitse filosoof Peter Bieri de betekenis van Bildung treffend weer:

Bildung – het proces van ontwikkeling, beschaving, vorming – is iets dat mensen met elkaar en voor zichzelf doen: je ontwikkelt jezelf. Andere mensen kunnen ons omvor­men of omscholen, maar onszelf vormen of scholen kunnen we alleen maar zelf. Als we ons ontwikkelen, dan werken we eraan dat we iets worden – we streven ernaar om op een bepaalde manier in de wereld te zijn.’

Het bildungsessay Hoe geef ik vorm aan mijn leven. Filsofie van het moderne bestaan (zomer 2019) bevat mijn eigen uitgewerkte visie op een actuele Bildung. Ik beperk me hier tot mijn programma met een korte toelichting. Ik pleit voor Bildung als een integraal leerproces ofwel geleide zelfvorming. Om te beginnen gaat er aan Bildung iets vooraf, het ontwakende, nog nauwelijks gearticuleerde besef bij de jongere: dit is mijn leven, ik moet er iets mee want het verloopt niet vanzelf. Bildung heeft tijd nodig, ze is een traag leerproces. Het adagium luidt: ‘een leven lang leren’, maar in de jeugd wordt wel de basis daarvoor gelegd. Bildung betreft de gestage ontwikkeling en vorming van de meest fundamentele menselijke vermogens die aan alle verdere leerprocessen en levenskeuzes ten grondslag liggen. Bovendien gaat het om de integratie van die vermogens: ze zijn niet los verkrijgbaar. Daarmee komt de vraag naar het doel van de Bildung in zicht: welke houding wordt met dit vormingsproces beoogd? En tenslotte gaat het over begeleide zelfvormgeving, want jongeren hebben een zekere steun of begeleiding nodig als ze zichzelf willen vormen. Hier volgen enkele belangrijke punten uit dit programma:

  • Het eerste menselijke vermogen dat echt moet worden ontwikkeld is dat van de autonomie. De jongere moet leren om een eigen kijk op het leven te ontwik­kelen en zelfstandig te oordelen. Dit cognitieve aspect van de zelfvorming is in zekere zin primair, omdat we als mens dag in dag uit de werkelijkheid door een bepaalde bril bekijken. Dan moeten we wel zorgen dat onze bril deugt. Ouders, docenten en betekenisvolle anderen moeten jonge mensen al vroeg helpen om hun eigen geest te vormen. Autonomie gaat niet over onafhankelijkheid, maar over het ontwikkelen van aandacht, leren interpreteren en evalueren, kortom over verstandelijke zelfvorming. Dit cognitieve aspect is heel breed en omvat ook narrativiteit (een goed verhaal houden), luisteren naar elkaar, welsprekendheid, creativiteit, humor en ironie.
  • Een tweede vormingsaspect dat hierop aansluit is dat van de eigen motivatie en morele oriëntatie. In een post-traditionele samenleving waarin sprake is van een algemeen waardenpluralisme moeten jongeren zich oriënteren op de richting van hun leven. In de loop van hun biografie heeft zich hun voorlopige profiel ontwikkeld. Bij nader inzien vragen ze zich vaak af: is dit het nou? Wat wil ik zelf met mijn leven? Motivatie heeft te maken met de bewuste vormgeving van je eigen wil, door je te identificeren met die verlangens die bij nader inzien beter bij jou passen.  Bij motivatie gaat het bovendien om het ontwikkelen van een moreel kompas. Jongeren moeten ook leren zich te identificeren met bepaalde culturele waarden, omdat ze een leven met juist die waarden zelf ook werkelijk de moeite waard vinden. Dit morele vormingsaspect heet ‘persoonlijke resonantie’ omdat je culturele waarden in je gedrag laat weerklinken. Bildung verwijst dus ook naar morele zelfvorming op grond waarvan de eigen sociale identiteit gaandeweg vorm krijgt.
  • Ten derde gaat het bij Bildung om de ontwikkeling van empathie en wederzijdse betrokkenheid, want mensen zijn door en door sociale wezens die elkaar op de juiste manier nodig hebben. Alles wat we doen, doen we in een sociale context, omdat we kind, broer of zus, echtgenoot of vriend zijn van; omdat we samen­werken als collegae en samen­­leven als burgers. In het actuele debat wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen Bildung en burgerschap, zoals bijvoorbeeld in het rapport Onderwijs 2032. In mijn ogen worden beide regelmatig zeer ten onrechte uit elkaar gehaald en zelfs tegenover elkaar gezet. Maar burgerschap zonder Bildung is net zo onmogelijk als Bildung zonder burgerschap, want ze veronderstellen elkaar. In principe hebben we allemaal empathische vermogens, maar je moet nu juist leren om dat vermogen goed te gebruiken. Bildung betekent dat jongeren leren om hun vermogen tot empathie in concrete situaties uit te drukken in daadwerkelijk mededogen, solidariteit en sympathie. Zonder Bildung geen burger.

Gids

Uiteraard zijn er nog andere belangwekkende aspecten aan Bildung zoals het ontwikkelen van deugden, het omgaan met emoties, of omgaan met tijd en eindigheid, maar die laat ik hier voor wat ze zijn. Twee vragen behoeven nog een antwoord. Ten eerste, wat is het doel van Bildung als begeleide zelfvorming? Het formele antwoord luidt, in navolging van Comenius, Goethe en Von Humboldt: ‘heel de mens’. Peter Bieri ziet de ‘gebildete’ mens als ‘iemand die een zo breed en diep mogelijk besef heeft van de vele mogelijkheden om een menselijk leven te leiden.’ Zelf zie ik als doel van de Bildung de vorming van jongeren die met een eigen houding in het leven staan. De welgevormde jongere is autonoom en betrokken, hij of zij is cognitief en emotioneel tot volle wasdom gekomen. Ziehier de schone taak voor het moderne onderwijs.

De andere vraag is natuurlijk: hoe ziet die begeleiding eruit als jongeren zichzelf gaan vormen? Jonge mensen staan nog pas aan het begin van hun leven, ze zijn pas net op reis. Daarbij hebben ze een bepaald type reisleider nodig: niet iemand die paternalistisch voor hen de koers uitzet, maar wel iemand die hen gidst op voor hen nog onbekend terrein. Het leerproces van de Bildung kan niet zonder de steun en actieve begeleiding van ouders, opvoeders, leraren en schoolleiders. Zonder begeleiding riskeren we dat jongeren vroeg of laat afhaken, onverschillig raken of juist overmoedig worden.

Het zou een ernstig misverstand zijn om te denken dat Bildung als zelfvorming een louter individuele, van anderen losgezongen praktijk is. Integendeel, alleen in de concrete praktijk van onderwijs en opvoeding kan Bildung ontwikkeld worden, niet in een vacuüm. Juist in de klas, in het actieve samen met de leraar optrekken, met elkaar samenwerken en vraagstukken oplossen, daarin voltrekt zich de zelfvorming. Bildung, de zelfvorming van de jongere, gaat niet lukken zonder leraren die een voorbeeldfiguur zijn, die niet alleen gezag uitstralen maar die ook werkelijk geïnteresseerd zijn in hun leerlingen. De bekende filosofe Martha Nussbaum zegt het zo: slecht onderwijs is autoritair gedrag van een docent die pure monologen houdt en geen interactie kent, die dwingt tot passief luisteren en papegaaien door de leerling. Slecht onderwijs is puur uit je hoofd stampen om te slagen voor gestandaardiseerde toetsvormen. Goed onderwijs ontstaat als de leraar een liefst niet al te grote klas beziet als een kleine gemeenschap, met veel dialoog, nieuwsgierigheid en onderling respect.

Tegenover de autoritaire leraar staat de leraar die vertrouwen wekt, die inspireert maar die ook begrenst. Ik spreek uit eigen ervaring: de keren dat een docent of een ander betekenisvol iemand mij achteloos liet merken dat hij blind vertrouwen in me had, waren de beslissende momenten in mijn leven. Vervolgens moest ik natuurlijk wel zelf aan de bak! Een goede leraar gaat voortdurend het gesprek aan met zijn leerlingen, hij leert hen om de goede vragen stellen, zelf te analyseren, zelf te argumenteren en eigen antwoorden te geven. De goede docent wekt als het ware de autonomie, de motivatie en de empathie die elke jongere in zich draagt, tot leven. Ten slotte stelt de goede leraar regelmatig grenzen. Veel mensen, ook jongeren denken vaak dat hun vrijheid grenzeloos is, dat ze alles kunnen maken en dat ze alles kunnen worden. Onze neoliberale tijdsgeest produceert voortdurend megalomane, zeer onbeschaafde, zeer ‘ungebildete’ individuen. De goede leraar bewaakt gedurende vele jaren heel sensitief de concrete speelruimte van elke jongere. Niet alles wat kan, mag. Wat de een kan, wil de ander ook maar kan het nu net niet. Misschien nu niet, maar later wel. En misschien moet hij het niet eens willen. De goede leraar kan de veeleisende jongeren van vandaag leren om hun altijd beperkte speelruimte te doorzien en daaruit hun conclusies te trekken.

In the end of education uit 1995 merkte Neil Postman op dat het bestaande schoolwezen zijn langste tijd heeft gehad en dat als we niets doen, de technologie en het bedrijfsleven de scholen zullen overnemen. Postman belangrijkste klacht is dat onze westerse scholen niet langer een gedeeld verhaal hebben dat de schoolgemeenschap bijeenhoudt. Hij citeert daarbij Nietzsche, ook een van mijn favoriete auteurs: ‘Wie een waarom heeft om voor te leven, kan bijna elk hoe verdragen.’ Ik deel dat standpunt: de school die geen goed verhaal heeft over haar eigen identiteit en missie, zal niet overleven. Het bildungsverhaal kan zo’n nieuwe gedeelde vertelling zijn, omdat het aan de jongere kan laten zien wat het betekent om ‘te worden wie je bent.’ Gelukkig is de school die de jongeren kan laten zien waarom ze op school zitten. Gelukkig is de samenleving met gemotiveerde jongeren.

Joep Dohmen is emeritus hoogleraar wijsgerige en praktijkgerichte ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.  Momenteel is hij lector Bildung aan het Centrum voor Humanistische Vorming (HVO) en aan de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie (HTF).  Hij is hoofd van het Kenniscentrum Bildung en persoonsvorming aan de HTF.