Tegen de onverschilligheid
Ik voer een strijd tegen de onverschilligheid. Niet tegen de onverschilligheid jegens anderen – hoe belangrijk ook – maar allereerst tegen de onverschilligheid tegenover onszelf. Veel mensen ervaren hun leven namelijk als laf, lauw of middelmatig
‘Vrijheid is geen uitgangspunt, maar een opdracht’
Volgens levenskunstfilosoof
Joep Dohmen valt het niet mee een authentiek en autonoom individu te zijn. Het
heeft in ieder geval niets van doen met narcisme en egoïsme, tekenen van een
hedendaagse massacultuur waarin zelfkennis en zelfbeheersing juist zijn
verdwenen. ‘Autonomie verwijst niet naar onafhankelijkheid, maar naar het
kunnen omgaan met afhankelijkheid.’
Door Johan van de Werken
‘Wie “levenskunst” intypt in een zoekmachine
op internet, vindt duizenden treffers. Die gaan onder andere over positief
denken, licht-, kleur-, stilte- en edelsteentherapie, de weg naar flow, leven vanuit je hart, onthaasting,
balsem voor de ziel, en zelfs over de versjes van Toon Hermans en het boekje Mijn arm om je heen van Mieke Telkamp’,
schrijft Joep Dohmen, universitair docent filosofie en humanisme aan de
Universiteit voor Humanistiek, in zijn boek Tegen
de onverschilligheid. Hoewel het volgens hem raadzaam zou zijn deze
populaire vormen van levenskunst niet volledig te verwerpen, besteedt Dohmen
toch een heel hoofdstuk aan de vraag waarom een filosofische benadering van
levenskunst de voorkeur verdient boven de populaire levenskunst – onder de
polemische titel ‘Waarom de populaire levenskunst niet deugt’. Neem bijvoorbeeld
het verschil in doelstellingen tussen beide: ‘De populaire levenskunst heeft
doorgaans twee doelstellingen. Zij is uit op klachtenbestrijding – het is
verkeerd om ziek, arm of ongelukkig te zijn – dan wel op bevordering van
plezier, genot of geluk. Filosofische levenskunst staat ironisch en kritisch
tegenover zogenaamd evidente normatieve claims als het elimineren van lijden,
het bevorderen van genot, de dwang tot succes en de plicht tot geluk. Lijden
kán heel vitaal zijn in een mensenleven en sommig geluk is toch wel een tikje
weerzinwekkend.’
Dohmen bespeurt in zijn boek een groeiend besef dat levenskunst noodzakelijk
is. Niet omdat levenskunst iets van doen heeft met hedonistische
zelfbevrediging. Eerder het tegenovergestelde. Dohmen: ‘Wij leven in een tijd
waarin er veel onbehagen is over de cultuur. De term “onbehagen” herinnert aan
een beroemd essay van Sigmund Freud: cultuur zou de mensen teveel
disciplineren. Men zou kunnen zeggen dat we nu in een neoliberale cultuur
leven, waarin het omgekeerde het geval is: het ontbreekt aan zelfdiscipline. In
onze massamaatschappij kampen veel individuen met een zeer gebrekkige
persoonlijke ontwikkeling – ze missen zelfkennis, zelfbeheersing, oriëntatie,
besef van context – en er is bovendien veel onzekerheid en schaamte. Intussen
lijkt het zelfbeeld van de westerse cultuur een totaal ander beeld zien. Het
devies van de huidige cultuur is “Wees onafhankelijk!”, “Kies zelf!” en “Toon
je kracht!”. Dit is de mentaliteit van een topmanager van een onderneming, die het
succes van zijn bedrijf moet uitstralen: een winnaarsmentaliteit. Analoog
hieraan zou je ook je eigen leven moet inrichten: alsof je aan de top van een
onderneming staat. We beleven vandaag de mythe van de autonomie, die ons gebrek
aan zelfbepaling en zinloosheid probeert te maskeren. Autonomie verwijst echter
niet naar onafhankelijkheid, maar naar het kunnen omgaan met afhankelijkheid.’
Onzekerheid
De terugkeer van de levenskunst hangt volgens Dohmen verder nauw samen met een
existentiële onzekerheid. ‘We tasten in het duister naar het antwoord op de
vraag: Wat is een goed leven? Van oudsher worstelen mensen met dezelfde problemen: het lijden, het noodlot en de
dood. Traditioneel boden de levensbeschouwingen hierbij houvast via de alom
bekende verhalen en voorschriften. Maar wij geloven vandaag niet meer in een
blauwdruk voor het goede leven. Onze moderne anti-paternalistische tijdgeest
erkent geen morele en levensbeschouwelijke autoriteiten. Dat is voor
cultuurpessimisten al gauw de aanleiding om te spreken van een
“levensbeschouwelijke leegte” of van een “crisis in de moraal”. Veel
conservatieve denkers menen dat de “kleine” mens nu eenmaal niet opgewassen is
tegen de luxe van vrijheid. Zij pleiten voor een terugkeer naar een
gemeenschapsmoraal, desnoods via meer repressie. Hoewel ik me in sommige
opzichten verwant voel met de cultuurkritiek van bijvoorbeeld Ad Verbrugge of
Andreas Kinneging, deel hun “oplossingen” niet. Het verschil tussen mij en de
conservatieven is dat ik de persoonlijke ontwikkeling van het individu hoog
acht. Je spant volgens mij het paard achter de wagen als je van individuen
vraagt om solidair met anderen te zijn, terwijl ze weinig zelfrespect hebben en
dus niet eens in staat zijn tot solidariteit. Verbrugge zegt dat hij de winst van
de jaren zestig en de bijbehorende doorbraak van de emancipatie-gedachte wel
ziet, maar dat hij vervolgens – al Hegel bestuderend – tot de conclusie komt
dat de mens alleen maar vrij is dankzij de gemeenschap met de maatschappij die
hem draagt. Maar diezelfde Hegel zegt ook: “Vrij zijn is niets, vrij worden is
alles”. Vrijheid is geen uitgangspunt, maar een opdracht en moeizame
verworvenheid. Levenskunst is niets anders dan het verwerven van die vrijheid.’
Dohmen borduurt naar eigen zeggen voort op het onderzoeksproject dat de Franse
filosoof Michel Foucault meer dan twintig jaar geleden startte, met name in het
boek Le souci de soi (De zorg voor
het zelf). ‘Foucault heeft acht jaar lang gewerkt aan zijn project over
levenskunst. Hij kwam het thema bij toeval op het spoor toen hij eind jaren
zeventig onderzoek deed naar de bronnen van de westerse seksualiteit. Tot dan
toe had hij meer in termen van disciplinering dan van zelfdiscipline gedacht.
Foucault ontdekte – wat hij zelf noemde – een “cultuur van het zelf”. In
teksten uit de klassieke oudheid van onder anderen Plato, Epicurus en Seneca
las hij dat een bepaalde mannelijke elite van de Grieken en Romeinen geen slaaf
wilde zijn van hun behoeften of passies, van andere mensen of van de willekeur
van de staat. Zij wilden vrij zijn, zowel fysiek als geestelijk onafhankelijk
en streefden hartstochtelijk een bloeiend leven na.’ Voordat Foucault echter
zijn Histoire de la Sexualité kon voltooien, stierf hij in 1984 aan
aids. Dohmen verzucht: ‘Als Foucault nog twintig jaar geleefd had, hadden we nu
ongetwijfeld een uitgewerkte ethiek van de levenskunst gehad. Welnu, als ik het
hoogmoedig mag zeggen: dan doe ik het zelf, al is het nog maar een eerste
ontwerp van zo’n ethiek.’
Ethiek van zelfzorg
‘Onze tijd vraagt als geen andere om een ethiek van zelfzorg’, doceert Dohmen
vervolgens. ‘Foucault gebruikte heel bewust de aanduiding “zorg voor zichzelf”
voor het begrip levenskunst. Heel concreet gaat het over de mogelijkheid en de
aard van het proces van zelfsturing, over de aard van het goede leven en over
de rol van het individu: hoe moet je
leven, hoe moet je leven en hoe moet jij leven? Levenskunst verwijst dus naar
het leren leven vanuit een persoonlijke levenshouding. Zo’n levenshouding komt
echter niet uit de lucht vallen. Je wordt er niet mee geboren en je krijgt haar
ook niet cadeau. Een eigen levenshouding is mede het resultaat van opvoeding,
onderwijs en levenservaring, maar zonder een bijzondere vorm van aandacht – de
zorg voor zichzelf – ontwikkel je geen levenskunst. Het begrip houding staat
bij mij centraal. Het verwijst naar een praktische wijsheid op grond waarvan je
in staat bent om vanuit jezelf te handelen of juist niet te handelen.’
‘Het pleidooi voor zelfzorg van Foucault mondt bij mij uiteindelijk uit in een
pleidooi voor een authentieke levenshouding. In navolging van Nietzsche denk ik
na over hoe ik mensen kan stimuleren om – zoals hij dat zo mooi zegt – een
“heerlijk” bestaan te leiden. Ik voer een strijd tegen de onverschilligheid.
Niet tegen de onverschilligheid jegens anderen, het milieu of de huidige
situatie in Irak – hoe belangrijk ook – maar allereerst tegen de
onverschilligheid tegenover onszelf. Veel mensen ervaren hun leven namelijk als
laf, lauw of middelmatig. Mijn favoriete authenticiteits-citaat stamt nota bene
uit het bijbelboek Openbaringen, daar waar God – middels een visioen aan
Johannes – tegen de rijke mensen, die zich nergens meer voor interesseren omdat
ze alles al hebben, zegt: “Waart gij maar koud of heet! Omdat gij lauw zijn, en
noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen.” Lauwheid,
halfslachtigheid en onverschilligheid zijn bepaald geen tekenen van
authenticiteit. Authenticiteit betekent juist: trouw zijn aan jezelf. Dat ben
je niet zomaar, je moet léren om verschil te maken. Albert Camus zei het al:
“Het valt niet mee te worden wie je bent”.
Dohmen ziet in Nietzsche een authenticiteitsdenker: ‘Bij Nietzsche speelt het
onderscheid tussen heren en slaven heel sterk. De slaven zijn de conformisten,
de individuen bij wie het leven zich welbepaald van “A” tot “Z” voltrekt.
Onderweg zijn ze speelbal van allerlei invloeden van buitenaf. Hun eigen
ideeën, waarden en verantwoordelijkheden bezwijken onder de druk van de
omgeving, de media en de culturele invloeden. De heren daarentegen hebben
geleerd zichzelf daartoe op de juiste manier te verhouden en een soevereine
houding van betrokkenheid te ontwikkelen. Critici ridiculiseren deze zoektocht graag
tot een zweverig en narcistisch “op zoek gaan naar je innerlijke kern”, maar in
mijn visie is authenticiteit een leerproces – waarbij je uiteraard aan
introspectie moet doen om te bepalen wat werkelijk van belang is in jouw leven
– maar waarbij je bovendien je bevindingen voortdurend afstemt op anderen in je
omgeving. Authenticiteit is geen plat non-conformisme, maar de zoektocht naar
een eigen levenshouding. In mijn boek verwijs ik naar Volkert van der G. die
vond dat hij Fortuyn mocht neerknallen omdat hij hem een gevaar voor onze
samenleving achtte. Dat kan natuurlijk niet. Ik vergelijk dat met het voorbeeld
van Von Stauffenberg die in juli 1944 Hitler wilde vermoorden. Dat was een
heldendaad. Authenticiteit vereist hoe dan ook een bepaalde legitimatie.’
Een superieure karikatuur op hoe je je ‘ongehoord’ kunt vergissen in de richting
die je leven moet hebben, is volgens Dohmen de aflevering ‘Geboren in een
verkeerd lichaam’ van de in 1995 met een Nipkow-schijf bekroonde tv-serie 30 minuten, waarin acteur en
televisiemaker Arjan Ederveen de Groningse boer Tjalling speelt. Tjalling wordt
zich langzaam maar zeker bewust van zijn ‘transculturaliteit’ en beseft zich
dat hij eigenlijk een Afrikaanse Surma-krijger is, gevangen in het lichaam van
een oer-Hollandse boer. Na een periode van veel therapie, plastische chirurgie
en een pigmentkuur vertrekt hij naar Congo om zich bij zijn stam te voegen.
Dohmen: ‘De zoektocht van Tjalling naar zijn ware zelf is volstrekt niet
authentiek en mist elke oriëntatie op de betekenissen van die andere cultuur.
Daarom heb je dus de buitenwereld nodig. Authenticiteit kan niet louter de weg
naar binnen zijn. Je moet jouw visie met redenen omkleed en binnen de juiste
context presenteren, waarna anderen maar moeten laten zien dat ze iets beters
in huis hebben. In het concept van levenskunst vormt zelfkennis en de
afstemming op betekenisvolle anderen het controle-mechanisme waarmee je kunt
bepalen of je er niet verschrikkelijk naast zit. In een bepaald opzicht doet
het voorbeeld van Tjalling denken aan het narcisme van onze Idolscultuur. Er is
een trend om te menen dat het jezelf toeëigenen van een paar uiterlijke
kenmerken – haardracht, tatoeage, lichaamscorrecties via plastische chirurgie-
volstaat om een authentiek zelf te produceren. In mijn ogen zijn dat verkeerde,
juist inauthentieke manieren om een diepe onvrede over het oude zelf te
kanaliseren. Het vereist moed om echt uit te zoeken waarom je zo ongelukkig
bent.
Zijn
én tijd
Daarbij is bovendien het besef nodig dat ‘tijd’ een intrinsiek bestanddeel is
van levenskunst, stelt Dohmen. ‘Leven is leven in de tijd. Niet voor niets heet
het boek van Heidegger Sein und Zeit.
Niet alleen “zijn” of “tijd”, maar “zijn én tijd”. De tijd heeft vele
gezichten, waaronder het moment, het begin, het einde, tempo, fasen, overgangen
en gelijktijdigheid. Onze cultuur jaagt ons op om heel veel dingen tegelijk te
doen. Een sluipende, heimelijke tijdsdruk beheerst het moderne individu. Ons
grote probleem is “het juiste moment”. Sommige mensen komen in het ziekenhuis
terecht met een ongeneeslijke ziekte of na een hersenbloeding. Dan beseffen ze
dat het te laat is voor de dingen die ze echt hadden willen doen. Ik heb mijn
studenten onlangs een essay over tijd laten schrijven: tweederde van hen gaf
aan dat ze eigenlijk een enorm gestrest leven leiden, een overvol bestaan hebben
en soms zelfs in paniek raken over de inhoud en het gebrek aan richting van hun
dagelijks leven.’
Er is veel kritiek op onderwerpen als levenskunst en de zorg voor het zelf.
Kwalificaties als ‘narcisme’, ‘egoïsme’ en ‘eigenbelang’ vinden onder critici
gretig aftrek. Is dit gegronde kritiek of onwetendheid? Dohmen: ‘Ik vind dat
een rampzalige misvatting! Zelfzorg betekent inderdaad een bepaalde gerichtheid
op jezelf: je moet jezelf “bewerken” en vormen. Dit heeft echter tot doel als
ontwikkeld persoon een belangrijke vriend, een goed burger of een goed medemens
te kunnen zijn. Als je niet aan zelfzorg doet, is het risico dat je narcist of
egoïst wordt veel groter dan wanneer je je eigen grenzen ontdekt. Dan besef je
namelijk hoe afhankelijk je telkens weer van anderen bent en hoe belangrijk de
erkenning ván anderen en het zorgen vóór anderen is.’
Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst door
Joep Dohmen verschijnt in maart 2007 bij uitgeverij Ambo. Dohmen schreef
eerder: Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven (2002) en
Nietzsche over de menselijke natuur (1994).