Voorbij de onverschilligheid

Veel mensen zijn zoekende en hebben grote moeite om hun leven richting te geven.

Filosoof Joep Dohmen bepleit meer aandacht voor de ‘levenskunst’ in opvoeding en onderwijs. ‘Leven moet je leren’.

Michiel Goudswaard Financieel Dagblad 2008

Onbehagen, rusteloosheid, stress, gebrek aan richtinggevende ideeën. Het valt niet mee om te leven in de moderne tijd. ‘Ik zie ontzettend veel mensen die zoekende zijn, niet alleen jongeren, maar ook veel ouderen. Ze hebben een grote vrijheid om hun leven in te vullen, maar weten eigenlijk niet wat zij met die vrijheid aanmoeten’, zegt Joep Dohmen, universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.

In zijn net verschenen boek Tegen de onverschilligheid probeert hij een antwoord te geven op grote vragen die de mensheid al zo lang bezighouden. Wat vind ik zinvol? Wat is echt belangrijk? Wat is geluk eigenlijk? Hij grijpt daarbij terug op de lange reeks denkers die zich in de loop van de eeuwen over dergelijke vragen hebben gebogen, maar probeert tegelijkertijd aansluiting te zoeken bij de specifieke eisen van de moderne tijd.

‘Ik hoop met mijn boek een gesprek te openen over de kwaliteit van het leven, want ik bespeur een soort verlegenheid om daarover te praten. We hebben het veel te oppervlakkig over begrippen als vrijheid en geluk, zonder dat we ons realiseren hoe ingewikkeld die begrippen zijn. Maar tegelijkertijd zijn we in ons hart wel degelijk bezorgd over de kwaliteit van ons leven’, zegt Dohmen tijdens een gesprek in zijn piepkleine werkkamer in de Utrechtse binnenstad. Friedrich Nietzsche zelf kijkt vanuit zijn portretlijst minzaam op ons neer.

Dohmen vertelt hoe zijn fascinatie voor de ‘levenskunst’ is ontstaan, een stroming in de moderne filosofie die in de jaren negentig steeds meer in de belangstelling is komen te staan. De basis werd gelegd tijdens zijn promotieonderzoek naar het werk van Nietzsche, de filosoof die grote waarde hecht aan de individuele moraal van de mens. Maar ook zijn persoonlijke ervaringen in de jaren zestig waren van invloed.

‘Ik ben erg gelukkig over de vrijheid die ik van mijn ouders heb gekregen om naar de universiteit te gaan, lang over mijn studie te doen, allerlei baantjes en vriendinnen te hebben. Ik ben een romantische jaren zestig geest, maar wel een die op een gegeven moment ging worstelen met de richting. “Voorwaarts, maar waarheen?”, zo formuleerde Gerard Reve het ooit. Ik ben daarom op zoek gegaan naar een houvast, ergens tussen het paternalisme van vroeger en de neoliberale vrijheid-blijheid

die je nu overal ziet’.

Dat houvast heeft Dohmen geformuleerd in zijn boek. Het gaat er in zijn ogen om dat mensen een eigen levenshouding ontwikkelen, door een proces dat hij ‘zelfzorg’ noemt. Zelfkennis is daarbij cruciaal en dus de bereidheid om na te denken over het eigen handelen. De bereidheid ook om te leren van ervaringen, open te staan voor kritiek van anderen. En daarmee uiteindelijk een vorm van weerbaarheid ontwikkelen, waarmee het ook mogelijk wordt om tegenslagen op te vangen. Uiteindelijk gaat het er om authentiek te zijn, ‘te worden wie je bent’, zoals Nietzsche het noemde. En dus minder onverschillig te zijn tegenover je zelf.

Dohmen denkt dat het beoefenen van levenskunst een goed antwoord kan zijn op de ‘gezagscrisis’ die de afgelopen decennia is ontstaan. ‘Ik verzet me tegen de anti-paternalistische tijdgeest, waarin autoriteit bijna helemaal niet meer wordt geaccepteerd. Of je het nu hebt over de politieagent, het ambulancepersoneel, de ouders, of de docent op school, inmenging wordt gezien als bemoeizucht en niet meer als de zinvolle opening van een dialoog.

De vrijheid van de mens is sinds de Verlichting enorm toegenomen, maar het is een mythe om te doen alsof we nu allemaal volstrekt autonome individuen zijn. Je bent altijd van anderen afhankelijk. Van je collega’s op je werk, van je partner, je kinderen. Het gaat er om dat we ons op de juiste manier tot die afhankelijkheden verhouden. Welke inmenging laat je toe? Hoe ga je om met kritiek?  Durf je te toe te geven dat je iets niet weet of niet kunt? Dat is erg moeilijk in een tijd waarin de ideologie luidt dat je jezelf moet zijn, sterk moet zijn, je eigen keuzes moet maken, zelfstandig moet zijn. Ik wil een dam opwerpen tegen deze megalomanie. Het gaat er om een vorm van geestelijke weerbaarheid te ontwikkelen in die afhankelijkheid, en niet te vluchten in pessimisme of cynisme als iets niet lukt.’.

Dohmen kent de kritiek dat het individu erg centraal staat in zijn benadering, en dat daarmee de noden van anderen in het gedrang zouden komen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat mensen zich pas werkelijk kunnen interesseren voor de rechtvaardigheid in de wereld als zij zichzelf respecteren. In die zin vind ik dat Jan Marijnissen en de SP het paard achter de wagen spannen, door steeds weer te hameren op solidariteit. Hoe kunnen mensen verantwoordelijk zijn voor de wereld als ze zelf rancuneus zijn, voortdurend uit de bocht vliegen, en zich niet bewust zijn van hun afhankelijkheid van anderen? Links én rechts moeten zich veel meer gaan bezighouden met de vraag wat persoonlijke verantwoordelijkheid nu precies inhoudt.’

Daarnaast ziet Dohmen levenskunst ook als een manier om te ontsnappen aan de heersende ‘plicht tot geluk’. Hij schetst hoezeer ons beeld van wat geluk is, wordt bepaald door de reclamebeelden. ‘Er is een continue stroom van beelden waarin een gelukkig leven gelijk staat aan het hebben van aangename ervaringen. En die worden dan meteen gekoppeld aan een bepaald product. Je ziet dan bijvoorbeeld mooie mensen in een bootje die een glas in hun hand hebben. Genieten is belangrijk, maar ik vind het een bedreiging voor onze cultuur om geluk te reduceren tot aangename ervaringen. Zaken als vreugde en levensvervulling, erkenning, en het geluk dat je met anderen deelt, zijn veel belangrijker. Aristoteles heeft het scherp gezien: geluk is een einddoel in het leven, het is een zingevingconcept.’

Naast de plicht tot geluk is er de steeds sterker wordende hang naar erkenning, in wat Dohmen de Idols-cultuur noemt. ‘Je ziet elke dag weer politici, intellectuelen en artiesten op televisie vertellen wat voor belangrijke dingen ze allemaal gedaan hebben. Het is een circuit van mensen die elkaar over en weer bewonderen. Zo’n applausmachine is heel verraderlijk. Als iedereen zegt dat het goed is, word ik een beetje wantrouwig. Het is pas goed als het echt goed is’.

Dohmen vindt dat voor de overheid een belangrijke taak is weggelegd om van de zoekende, vaak angstige burgers weerbare mensen te maken. ‘De overheid moet er voor zorgen dat de bevolking weer beseft hoe belangrijk opvoeding is en dat de scholen weten wat morele Bildung is. Daar moet ruimte voor gemaakt worden. In de opvoeding heerst een crisis, het gezin erodeert, en daarmee ook het gezag van de ouders. Er is angst voor paternalisme. Ouders zeggen dat zij hun kinderen niet aan het soort autoritaire regime willen blootstellen waaronder zij zelf hebben geleden en durven vervolgens helemaal geen directieven meer uit te delen. De tere kinderziel zou eens gekwetst kunnen worden.

Scholen klagen erover dat kinderen thuis niet worden opgevoed en dat ze de moraal van de straat hebben. De scholen moeten vervolgens het puin ruimen. Ik denk dat we er niet aan ontkomen om kinderen op school op te voeden in de levenskunstmoraal. Het klinkt misschien heel idealistisch, maar ik zie niet in hoe persoonlijke verantwoordelijkheid opnieuw in kaart kan worden gebracht zonder een concept van zelfzorg.’

Dohmen is niet bang voor een wat normatievere aanpak, zoals die door het nieuwe kabinet in het regeerakkoord is verwoord.  Maar in het door conservatieven bepleite opleggen van een ‘gemeenschapsmoraal’, waarbij alle neuzen weer dezelfde kant op moeten wijzen, ziet hij niets. ‘Veel conservatieven zien de mens als zwak en geneigd tot het kwaad, en vinden daarom dat de mens beteugeld moet worden. Maar in dat cultuurpessimisme ga ik niet mee.

De normen en waarden van Balkenende zijn een lege huls, want als je hem daarop zou doorzagen, komt hij waarschijnlijk met de Tien Geboden. En die zijn voor het laatmoderne leven niet toereikend. Daarmee word je in concrete situaties niet autonoom, daar leer je niet van hoe je moet omgaan met vrijheid, daar leer je geen zelfbeheersing van, en al helemaal geen conflictbeheersing. En bovendien sluiten zij niet aan bij de leef- en gedachtewereld waarin de meeste mensen op dit moment verkeren’.

Dohmen zou het een goede zaak vinden als de filosofen, pedagogen en psychologen de handen ineen zouden slaan om een levenskunstmoraal voor onze tijd te ontwikkelen, rondom de zelfzorg. Om daarmee mensen te helpen hun weg te vinden, zonder hen de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven af te nemen.

‘Vakken als godsdienstles en maatschappijleer zouden samen met levenskunstethiek kunnen worden geïntegreerd tot programma’s die aangepast zijn aan de kinderen waar het over gaat. Vwo-kinderen kunnen uitstekend reflecteren. Vmbo- kinderen zijn minder op reflectie gericht, maar ze vinden het fantastisch om over hun leven te praten. Jonge mensen zijn tegenwoordig heel narcistisch en individualistisch, maar daar kun je het heel goed met ze over hebben. Klopt je zelfbeeld? Wat zijn je valkuilen, welke emoties spelen je parten? Waarom gebruik je eigenlijk drugs, waarom doe je zo veel dingen tegelijk? Waarom respecteren autochtonen en allochtonen elkaar niet? Daarover zou het moeten gaan. Het gaat om de kwaliteit van het leven van die jonge mensen’.

Maar ook veel ouderen worstelen met zingevingsvragen. Dohmen: ‘De college’s die ik geef voor ouderen zitten bomvol: gaat allemaal over geluk, vriendschap, persoonlijke verantwoordelijkheid en omgaan met de dood. Ook willen ze veel weten over het hanteren van tijd, alle senioren klagen erover dat ze het veel te druk hebben. Zij willen ook onder het hedonisme uit, heel interessant. Ze vragen zich af: als ik straks doodga, wat wil ik dan nagelaten hebben? Iets voor hun kinderen, maar soms toch ook wel iets meer. Ze willen zélf iets betekend hebben, willen dat hun eigen leven kwaliteit heeft tot aan hun dood. Dat gaat veel verder dan het Zwitserlevengevoel’.

Het bewustere leven dat Dohmen voorstaat, geeft bewust geen antwoord op de vraag op basis van wélke waarden mensen hun keuzes moeten maken in het leven. Dat moet iedereen uiteindelijk zelf uitmaken, vindt hij, afhankelijk van de situatie en in samenspraak met anderen. Maar leidt dat niet tot problemen als mensen met zeer uiteenlopende waardeoriëntaties met elkaar in aanraking komen in het steeds multicultureler geworden Nederland? Hoe zit het met de waarden die niet onderhandelbaar zijn, zoals vrouwenrechten en de scheiding van kerk en staat?

‘Het is heel erg belangrijk dat er voortdurend een dialoog op gang gebracht wordt tussen die verschillende groepen. Je moet authentieke burgers kweken, en dat is niet plat jezelf zijn, of je uitleven in narcisme. Het gaat om een weg naar binnen én naar buiten. Jezelf steeds afvragen of je wel het goede doet, mede gezien de opstelling van anderen.

Als je onverzoenlijk tegenover elkaar staat, ben je eigenlijk al te ver. Veel debatten in de multiculturele samenleving zijn schijndebatten, waarbij drie mensen maar wat door elkaar roepen. De deelnemers zijn niet altijd zo autonoom als het lijkt, weten helemaal niet zo zeker wat ze willen. Authenticiteit betekent niet voor niets waarachtigheid, het betekent ook dat je moet accepteren dat je iets niet of niet zeker weet. Of dat de waarde die je verdedigt, voor jezelf ook een beetje in de lucht hangt, of dat je vanuit rancune handelt, of uit angst en een gevoel van onveiligheid. Het gaat er uiteindelijk om dat een bepaald soort eerlijkheid en redelijkheid wint, dan zijn we een heel eind verder’.

Dohmen houdt in zijn boek een hartstochtelijk pleidooi voor de terugkeer van de ‘echte vriendschap’, wel wetend dat in het voor veel mensen steeds hectischer wordende leven de vluchtigheid in sociale contacten juist toeneemt. ‘Het is waar, echte vriendschap dreigt te verdwijnen. Maar ik vind dat je als filosoof de taak hebt om in de cultuur bepaalde ideeën opnieuw te articuleren. Je moet mensen voorhouden het toch wel erg jammer is als zij de echte identiteitsbepalende gesprekken niet meer voeren. Vriendschap is het bewaken van het lot van de ander, het aansturen van die ander en het delen van momenten van geluk.

Als je de tegenstem van je partner beter zou kunnen verdragen, als je in gesprekken zou durven het achterste van je tong te laten zien en zou erkennen hoe moeizaam dingen soms gaan in je leven, dan zouden we meer zelfrespect ontwikkelen. Dat vriendschapsidee moet weer gaan leven, dan krijgt ons leven weer de diepgang die het verdient.

Ik heb in mijn eigen leven ook periodes gehad waarin ik door alle drukte vrienden heb verwaarloosd. Terwijl ik nu weer heb ontdekt dat ik ze nodig heb en dat zij mij nodig hebben. De kwaliteit van mijn eigen leven is daardoor aanzienlijk gestegen, meer dan door het schrijven van dit nieuwe boek, hoeveel vervulling dat ook geeft.’

Noot:

Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst

is verschenen bij Ambo, Amsterdam 2007